Informeer me


Er is altijd een Joodse aanwezigheid geweest in Palestina: na de Romeinse verovering, na de Arabische verovering, na de verovering door de kruisvaarders, tijdens de Ottomaanse periode, enzovoorts. Deze aanwezigheid was echter zeer marginaal geworden. Aan het einde van de 19e eeuw kwam een zeer langzame beweging van joodse immigratie op gang na de talrijke pogroms in Rusland en het ontstaan van het zionisme. Bij de val van het Ottomaanse Rijk in 1917 vertegenwoordigde de Joodse bevolking 12,5% van de totale bevolking van Palestina, de Arabieren 77,5% en de Christenen 10%.

De joodse immigratie naar "Israël" nam toe na de Balfour-verklaring van 1917 - waarin de Britse regering (die later in 1920 een mandaat over Palestina kreeg) verklaarde dat zij positief stond tegenover de vestiging van een nationaal tehuis voor de joden in Palestina - en na de opkomst van het nazisme in Duitsland. Onder de druk van deze emigratie werd het samenleven tussen Arabieren en Joden in Palestina, dat tot dan toe vreedzaam was verlopen, steeds gespannener. In 1947 bestond de bevolking voor twee derde uit Arabieren en voor een derde uit Joden.

Het conflict tussen Israël en Palestina begon officieel in 1947, toen de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog besloten een staat uit te roepen voor het Joodse volk, dat tot dan toe geen staat had. Deze oorlog veroorzaakte de verdwijning van ongeveer 6 miljoen mensen van het Joodse geloof. Als gevolg van deze tragedie verwierven de eisen van de zionistische beweging een zekere legitimiteit, die de oprichting van Israël mogelijk maakte.

Bij Resolutie 181 van de Verenigde Naties werd besloten Palestina in twee delen te verdelen: aan de ene kant de Joodse staat Israël, met 55% van het grondgebied, en aan de andere kant Palestina, een Arabische staat, met 40% van het land. Jeruzalem van zijn kant werd onder een internationaal regime geplaatst, waarbij de toegang tot de heilige plaatsen voor iedereen vrij bleef. Het statuut van deze stad zal echter mettertijd evolueren.

Toen de VN in 1947 het verdelingsproject afkondigde, begon de Nakba, een Arabisch woord dat "catastrofe" betekent, en duurde tot 1949. Niet minder dan 750.000 Palestijnen zijn het land ontvlucht na de vernietiging van hun dorpen ten voordele van de Israëli's die er zich kwamen vestigen. Deze gebeurtenis veroorzaakte de eerste oorlog, de eerste van vele. In 1948 verklaarde Israël zich, ondanks de weigering van de Arabische wereld, onafhankelijk. Dit leidde opnieuw tot het vertrek van vele Palestijnse burgers die hun toevlucht zochten in buurlanden als Libanon, Syrië en Jordanië. In 2015 schatte de Organisatie van de Verenigde Naties voor Hulpverlening aan Palestijnse Vluchtelingen (UNRWA) het aantal vluchtelingen in deze verschillende gebieden op ongeveer 5 miljoen.

In 1967 brak de "Zesdaagse Oorlog" uit en zette Israël zich af tegen zijn buurlanden, namelijk Syrië, Egypte en Jordanië. Dit conflict, dat plaatsvond van 5 tot 10 juni 1967, stelde de Israëlische autoriteiten in staat meer Arabische gebieden te verwerven, die zij noodzakelijk achtten voor hun veiligheid. Levi Eshkol, de Eerste Minister van Israël, voelde zich bedreigd door Egypte en door de nieuwe Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) die in 1964 door Yasser Arafat was opgericht. Aldus verviervoudigde[ii] Israël zijn oppervlakte door 70.000 km2 land van buurlanden te bezetten, waaronder de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, de Egyptische Sinaï en de Syrische Golan. In juli 1967 annexeerde Israël ook Oost-Jeruzalem en twee maanden later bouwden de Israëlische autoriteiten hun eerste vier joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.

Het beleid van Israël tijdens deze oorlog werd scherp veroordeeld door verschillende Derde Wereldlanden en ook door verschillende Westerse landen, waaronder Frankrijk. Na dit conflict werd Resolutie 242 op 22 november 1967 door de VN-Veiligheidsraad aangenomen, in een poging de verschillende actoren te verzoenen. Er werd echter bewust een "vaagheid" in deze tekst gelaten, waardoor de Israëlische autoriteiten niet alle tijdens deze oorlog geannexeerde gebieden hoefden terug te geven.

Israël heeft namelijk in de loop der tijd steeds meer Palestijnse gebieden geannexeerd, in weerwil van het internationale recht en met als gevolg een beperking van de vrijheid van de Palestijnen. Voor degenen die in Palestina zijn gebleven, wordt hun leven gekenmerkt door bezetting, aanvallen, vernedering, gevangenneming en vernietiging van hun bezittingen.

Ook kinderen worden zwaar getroffen door deze situatie. Israël was als bezettende macht verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind in de door haar bezette gebieden. De autoriteiten weigeren echter toe te geven aan deze plicht. Dit heeft vele gevolgen voor het welzijn, zowel op gezondheids- als op sociaal gebied, van jonge Palestijnen die moeten leven in een land dat voortdurend in conflict is.

De alomtegenwoordige armoede in Palestina heeft ook gevolgen voor de toekomst van deze jongeren. Veel mensen zijn gedwongen hun studie te staken om te kunnen werken en hun gezin te onderhouden. Zij vinden zichzelf terug met een onvolledige opleiding, wat een handicap is voor hun toekomst. Palestina is in feite een vrij arm land, 26% van de Palestijnen leefde in 2012 onder de armoedegrens, en de beperkingen op het vrije verkeer van goederen en personen vormen een rem op de economische ontwikkeling van het land. Als gevolg daarvan is het land sterk afhankelijk van internationale hulp en zijn de financiële middelen binnen het grondgebied schaars. Dit heeft ook gevolgen voor het onderwijs zelf: de klassen zijn over het algemeen overbevolkt en de scholen en het schoolmateriaal zijn van onvoldoende kwaliteit.

De muur die de bezette gebieden van Israël scheidt, heeft ook gevolgen voor de toegang tot onderwijs. Unicef voerde in 2013 een onderzoek uit waaruit bleek dat meer dan 2 500 kinderen dagelijks een of meer controleposten moesten passeren om naar school te kunnen gaan. Deze situatie vormt een belemmering voor de goede opleiding van studenten en draagt vaak bij tot het afbreken van de studie.

Daarom wil Hope met deze jongeren in actie komen. Zij zijn de hoop van Palestina, en hun opvoeding is dan ook van het grootste belang voor het herstel van het land.